Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0788

Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200608143/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Ermelo het bestemmingsplan "Horst-Noord" (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200608143/1. Datum uitspraak: 1 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend en gevestigd te [plaats] en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Ermelo het bestemmingsplan "Horst-Noord" (hierna: het plan) vastgesteld. Verweerder heeft bij besluit van 26 september 2006, nr. 2006-008197, over de goedkeuring ervan beslist. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2006, beroep ingesteld. Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder en het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Ook deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.J. Graafstal, advocaat te Ermelo, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E. Wattenberg, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad van Ermelo, vertegenwoordigd door A.J. van Meerveld-Hop, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt het ontwerpplan voor de duur van zes weken ter inzage gelegd en kan een ieder gedurende deze termijn bij de gemeenteraad zienswijzen naar voren brengen. Het ontwerpplan is volgens de in zoverre niet bestreden kennisgeving met ingang van 20 oktober 2005 ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 30 november 2005. 2.1.1.    [appellante a] heeft tegen het ontwerpplan zienswijzen ingebracht bij de gemeenteraad. [appellant b] heeft dat niet gedaan. 2.1.2.    Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de WRO en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad heeft ingebracht. Dit is slechts anders, voor zover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. 2.1.3.    Geen van deze omstandigheden doet zich voor. Het door [appellant b] ingestelde beroep is niet-ontvankelijk. 2.2.    Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op gedeputeerde staten de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben gedeputeerde staten er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.3.    Het plangebied ligt ten noordwesten van de kern van Ermelo en wordt begrensd door de snelweg A28, de Horloseweg, de Horsterzoomweg en de Buitenbrinkweg. In het plangebied zijn onder meer de door [appellante a] geëxploiteerde camping en bungalowpark [appellante a] en de camping 't Oude Nest gelegen.    Het plan, waarop het besluit van 26 september 2006 ziet, voorziet onder meer in een planologische regeling voor de door [appellante a] geëxploiteerde camping, de gronden aan de [locatie] en de op deze gronden gelegen camping 't Oude Nest en in een ontsluitingsweg tussen deze eerste camping en de aan de A28 parallel gelegen Spijkweg (voorheen: Parallelweg). 2.4.    [appellante a] voert tenslotte alleen nog aan dat verweerder, door goedkeuring te verlenen aan de plandelen met de bestemmingen "Verkeersdoeleinden" ten westen van haar camping en "Natuur -N-" direct ten zuiden van de camping 't Oude Nest, heeft miskend dat de ontsluitingsweg ongeveer 40 meter noordelijker moet worden voorzien, zodat ook het verkeer van en naar de gronden aan de [locatie] en de daarop gelegen camping 't Oude Nest deze weg kan gebruiken en geen gebruik meer hoeft te maken van de weg op haar camping. Volgens haar heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de verkeersoverlast die wordt veroorzaakt, doordat de ontsluiting van de gronden aan de [locatie] en de daarop gelegen camping 't Oude Nest via haar camping plaatsvindt. In dit verband betoogt zij dat de gemeente, door de gronden van de locatie, waar volgens haar de ontsluitingsweg zou moeten worden gerealiseerd, te verkopen, heeft gehandeld in strijd met een aan haar gedane toezegging. 2.5.    Verweerder heeft in navolging van de gemeenteraad geoordeeld dat bij het bepalen van de ligging van de ontsluiting rekening is gehouden met de belangen van [appellante a], alsmede met die van de eigenaar van de gronden aan de [locatie] en die van de eigenaren van de recreatiebungalows op de camping 't Oude Nest. 2.6.    De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de toezegging aan [appellante a] in het kader van de grondaankoop in verband met de aanleg van de Spijkweg tegemoet is gekomen, nu de door [appellante a] geëxploiteerde camping door middel van een weg wordt ontsloten op de Spijkweg. 2.7.    De camping die [appellante a] exploiteert ligt aan de [locatie a] te Ermelo langs de A28 in het noordwesten van het plangebied. Aan de westzijde van en direct grenzend aan de camping liggen de gronden aan de [locatie] en de daarop gelegen camping 't Oude Nest met een beperkt aantal recreatieplaatsen.    Ten behoeve van de door [appellante a] geëxploiteerde camping is een ontsluitingsweg voorzien vanaf de Spijkweg. De gronden, waarop de ontsluitingsweg is voorzien, zijn bestemd tot "Verkeersdoeleinden" en liggen ten westen van de door [appellante a] geëxploiteerde camping ongeveer 40 meter ten zuiden van camping 't Oude Nest.    Op de gronden aan de [locatie] ligt een weg die op deze gronden doodloopt. Volgens [appellante a]   is deze weg ten onrechte niet naar de Spijkweg doorgetrokken. De door haar gewenste ontsluiting loopt over de gronden aan de [locatie] en ten zuiden van de op deze gronden gelegen camping 't Oude Nest naar de Spijkweg. De gronden ten zuiden van de camping 't Oude Nest hebben de bestemming "Natuur -N-".    De gronden aan de [locatie] en de daarop gelegen camping 't Oude Nest worden thans ontsloten via de Plaggenlaan op de Horsterengweg. Deze ontsluiting loopt voor een groot deel over de door [appellante a]   geëxploiteerde camping. De Plaggenlaan bestaat uit één rijstrook. 2.8.    In een brief van 6 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders aan Graafstal & Mennema Advocaten, voor zover thans van belang, bericht dat het bereid is planologische medewerking te verlenen aan een ontsluiting op de toekomstige Spijkweg en dat de ligging en aansluiting van het tracé van de ontsluitingsweg voor de camping in overleg met de [familie] zullen worden bepaald.    In de reactie op de zienswijzen heeft de gemeenteraad zich op het standpunt gesteld dat de ligging van de ontsluitingsweg nog nader zal worden bepaald en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van anderen. 2.9.    Het college van burgemeester en wethouders heeft verklaard dat het bereid is planologische medewerking te willen verlenen aan het totstandkomen van een weg. De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de ligging ervan mede de belangen van anderen zullen worden betrokken. Niet is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad zich bereid hebben verklaard de weg op de door [appellante a] gewenste locatie te zullen voorzien. Met het voorzien van een ontsluiting voor de door [appellante a] geëxploiteerde camping is de gedane toezegging nagekomen en heeft de gemeenteraad niet in strijd met het vertrouwensbeginsel besloten. Onder deze omstandigheden bestond voor verweerder derhalve geen aanleiding om wegens het niet honoreren van gerechtvaardigde verwachtingen goedkeuring aan de plandelen te onthouden. 2.10.    Ten aanzien van de verkeersoverlast ten gevolge van de bestaande ontsluiting geeft het in beroep aangevoerde, gezien het beperkte aantal recreatieplaatsen op de camping 't Oude Nest en de aard en breedte van de Plaggenlaan waardoor de rijsnelheid van motorvoertuigen laag zal zijn, geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze verkeersoverlast niet zo ernstig is, dat hieraan onvoldoende gewicht is gehecht. Andere omstandigheden waardoor een andere ontsluiting ten behoeve van de gronden aan de [locatie] en de daarop gelegen camping 't Oude Nest nodig zou zijn, zijn niet gesteld. Verweerder heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de gekozen locatie van de weg ongeveer 40 meter ten zuiden van camping 't Oude Nest de overlast van deze weg voor de gronden aan de [locatie] en de recreanten op de camping 't Oude Nest voldoende wordt beperkt.    Gezien het voorgaande geeft het in beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van het realiseren van de beoogde nieuwe bestemmingen, dan aan de door [appellante a]   aangevoerde belangen. 2.11.    Hetgeen [appellante a] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plandelen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Evenmin is er aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het is ingesteld door [appellant b]; II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Leurs, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb    w.g. Leurs Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007 372.